Geen huurbescherming maar tóch moeten betalen?

De eigenaar van een woning kan ervoor kiezen om - in plaats van verhuur - woonruimte in bruikleen te geven. De constructie – bruikleen – wordt gebruikt onder meer door antikraakbureaus. Bruikleen en verhuur verschillen met name in twee aspecten:

a.    Bij bruikleen is de gebruiker geen vergoeding verschuldigd (bij verhuur wel);
b.    Bij bruikleen geniet de gebruiker geen bescherming (bij verhuur wel).

Huur is – met andere woorden - de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie (artikel 7:201 lid 1 BW). Bruikleen is de overeenkomst waarbij de ene partij aan de andere een zaak om niet in gebruik geeft, onder voorwaarde dat degene die de zaak ontvangt, deze, na daarvan gebruik te hebben gemaakt of na een bepaalde tijd, zal teruggeven (artikel 7A:1777 BW).

In het arrest van de Hoge Raad van 2 juni 2023 stond dit vraagstuk centraal (ECLI:NL:HR:2023:828). In deze casus had de Gemeente Rotterdam een woning in eigendom. Die woning stond leeg. De Gemeente maakte gebruik van leegstandsbeheer waarvoor zij een bedrag van € 177,50 per maand betaalde. De leegstandbeheerder had de woning naar eigen zegge in gebruik gegeven. Het bedrag dat de Gemeente betaalde in verband met leegstandsbeheer was hoger dan de door de leegstandsbeheerder aan bewoonster bedongen vergoeding (€ 150,-).

De Hoge Raad overwoog dat de vergoeding die de bewoonster betaalde niet aan relevante beheerskosten is te relateren en dus als tegenprestatie voor het gebruik van de woning moet worden beschouwd. Er was in casu dus sprake van “verhuur” waardoor de bewoonster huurbescherming genoot.