Arbeidsrecht en tatoeages deel II

Tatoeagebeleid toch in strijd met goed werkgeverschap?

Vorig jaar zomer heb ik u in een bijdrage geïnformeerd over een uitspraak van de kantonrechter Rotterdam over het tatoeagebeleid van een openbaar vervoersbedrijf. De uitspraak van de kantonrechter kwam er in het kort gezegd op neer dat het tatoeagebeleid niet in strijd is met goed werkgeverschap en/of de fundamentele grondrechten van werknemer. Van deze kantonrechter mocht het openbaar vervoersbedrijf dus van de bij haar in dienst zijnde buitengewoon opsporingsambtenaren (boa's) eisen dat zij hun tatoeages bedekken.

Het vervolg

De boa's lieten het er niet bij zitten en gingen in hoger beroep bij het gerechtshof. Net als de kantonrechter neemt ook het gerechtshof als uitgangspunt dat een werkgever binnen zekere grenzen van zijn werknemer mag verlangen dat hij zich houdt aan voorschriften over het verrichten van zijn werkzaamheden (het zogenaamde instructierecht van de werkgever). Het openbaar vervoersbedrijf stelt door het tatoeagebedrijf grenzen aan de uiterlijke verschijning van de boa's op hun werk. Dat maakt in beginsel inbreuk op hun   ook op het werk geldende   bescherming van de persoonlijke levenssfeer of privacy. Immers is het de boa's tijdens dienst in uniform niet toegestaan tatoeages te tonen. Dit beperkt de mogelijkheid tot persoonlijke expressie en dit klemt temeer omdat tatoeages vaak bestaan uit versieringen die gekleurd zijn door persoonlijke smaak en/of verwijzen naar gebeurtenissen uit het leven van de betrokkene en dus bij uitstek behoren tot het privédomein. Aldus het gerechtshof.
Het doel van het tatoeagebeleid is volgens het openbaar vervoersbedrijf dat de boa's een neutrale, professionele en uniforme uitstraling hebben waardoor gezag en veiligheid zouden worden bevorderd. Partijen verschillen van mening of het tatoeagebeleid geschikt is om dit doel te bereiken.

De vraag is dan ook of de reizigers in het openbaar vervoer de uitstraling van uniform dragende boa's met zichtbare tatoeages ervaren als niet of minder neutraal, professioneel en uniform (en daardoor gezags- en veiligheidsondermijnend).

De boa's hebben het hof ervan weten te overtuigen dat reizigers helemaal niet (meer) zo tegen tatoeages aankijken. Uit onderzoek is gebleken dat het publiek tegenwoordig overwegend neutraal tegen tatoeages aankijkt en dat het zichtbaar dragen van tatoeages de afstand tot de burger niet vergroot of een belemmering vormt in het contact: professionele houding en gedrag zijn belangrijker.

Het hof is dan ook van mening dat het openbaar vervoersbedrijf met haar tatoeagebeleid de grenzen van haar instructierecht overschrijdt en dat dit beleid in strijd is met goed werkgeverschap. 
Dus hoeven de boa's alsnog hun tatoeages niet aan het zicht te onttrekken door een lange mouw te dragen, een extra knoopje dicht te doen of een pleister te plakken.

Conclusie

De moraal van het verhaal is dat tatoeages tegenwoordig dermate gemeengoed zijn dat er geen reden is om deze aan het zicht te onttrekken omdat deze zouden afdoen aan een professionele uitstraling.