Welke bevoegdheden heeft een pandhouder?

Pandhouders hebben verschillende bevoegdheden, maar mogen zij ook het faillissement van een debiteur van de pandgever aanvragen?

Zodra een pandhouder zijn pandrecht openbaar gemaakt heeft, heeft de pandhouder een opzeggings-en een inningsbevoegdheid. Overige schuldeisersbevoegdheden worden in de wet niet aan de pandhouder toegekend. Uit de inningsbevoegdheid van de pandhouder vloeit in ieder geval voort dat de pandhouder bevoegd is:

  • de volledige vordering op de debiteur van de pandgever te innen;
  • buiten rechte nakoming te vorderen van de debiteur;
  • incassokosten van de debiteur te vorderen;
  • in rechte nakoming van de vordering te vorderen en beslag te leggen;
  • voor de verpande vordering gestelde hypotheekrechten, pandrechten en borgtochten uit te winnen.

Gelet op die bevoegdheden ligt het voor de hand te concluderen, dat een pandhouder ook het faillissement van een debiteur mag aanvragen. Onlangs zijn er 2 arresten gewezen over de vraag of dat inderdaad het geval is. De meningen verschillen; Het Hof te Amsterdam is van mening dat een pandhouder bevoegd is het faillissement aan te vragen. Het Hof Arnhem is van mening dat een pandhouder niet bevoegd is tot het aanvragen van het faillissement van de debiteur. De zaak is nu voorgelegd aan de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft in het Neo River-arrest geoordeeld, dat aangezien de wet aan de pandhouder de inningsbevoegdheid en de opzeggingsbevoegdheid toekent, moet worden aangenomen dat andere schuldeisersbevoegdheden met betrekking tot de vordering bij de pandgever blijven rusten. In het bijzonder noemt de Hoge Raad het verlenen van kwijtschelding, het treffen van een betalingsregeling, het omzetten van de vordering tot nakoming in een tot schadevergoeding en het beƫindigen van de overeenkomst tussen de pandgever en de debiteur. Het aanvragen van het faillissement is niet genoemd in dat arrest. Wat de uitkomst in cassatie zal zijn, moet worden afgewacht.