Het slapende dienstverband en de peildatum

Een dure peildatum voor de werkgever

Eerder hebben wij u bericht over de Xella-beschikking van de Hoge Raad, op grond waarvan werkgevers verplicht zijn om slapende dienstverbanden te beëindigen. Deze uitspraak heeft voor aardig wat commotie en nieuwe rechtspraak gezorgd. Hoe door Zeeuwse zuinigheid een Zeeuwse werkgever op de koffie komt met het beëindigen van een slapend dienstverband, blijkt uit een uitspraak van de kantonrechter te Middelburg.

De feiten
Werknemer werd op 11 mei 2014 arbeidsongeschikt en aan hem is per 8 mei 2016 een WIA-uitkering toegekend. In 2019 heeft werknemer aan werkgever gevraagd in te stemmen met beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden onder de voorwaarde dat de wettelijke transitievergoeding wordt betaald met als peildatum 8 mei 2016. Doordat werknemer en werkgever van mening verschilden over de exacte hoogte van de transitievergoeding (het ging om een verschil van € 909, ), kwam het niet tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden.
Op 31 december 2019 heeft werkgever het UWV toestemming gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, welke toestemming op 27 januari 2020 werd verleend. Vervolgens heeft werkgever de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 augustus 2020 met betaling van een transitievergoeding van € 52.611,-  bruto. Voor de berekening van dit bedrag hanteerde werkgever als peildatum 8 mei 2016.
Werknemer is het niet eens met deze peildatum. Volgens werknemer heeft als peildatum te gelden 31 juli 2020, de dag weertegen arbeidsovereenkomst werd opgezegd. Op grond van deze peildatum luidt de transitievergoeding € 74.894,- bruto en dus vordert de werknemer betaling van het verschil van € 27.077,  bruto.

De Kantonrechter
De kantonrechter gaat niet mee in de stelling van werkgever dat op grond van de Xella-beschikking van de Hoge Raad de peildatum 8 mei 2016 moet zijn. Immers, de arbeidsovereenkomst is niet (conform deXella-beschikking) met wederzijds goedvinden van werkgever en werknemer beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid van werknemer, maar door de eenzijdige opzegging (na verkregen toestemming van het UWV) door de werkgever tegen 1 augustus 2020 en dan geldt als peildatum voor de berekening van de transitievergoeding 31 juli 2020. Volgens de kantonrechter heeft werkgever het over zichzelf afgeroepen dat de arbeidsovereenkomst niet met wederzijds goedvinden is beëindigd, doordat hij het voorstel van de werknemer tot beëindiging met toekenning van de door de werknemer berekende transitievergoeding van € 53.520,  bruto (met als peildatum 8 mei 2016) niet heeft aanvaard. Dus moet de werkgever nog een bedrag ad € 27.077,- aan transitievergoeding nabetalen.

Daar waar de Zeeuwse werkgever dacht zich € 909,-  te besparen op de te betalen transitievergoeding, moet hij uiteindelijk € 27.077,- méér betalen. Hier geldt dus de Engelse uitdrukking: penny wise, pound foolish.

Het blijft juridisch oppassen bij het beëindigen van een slapend dienstverband. Om onaangename verrassingen te voorkomen doet een werkgever, maar ook een werknemer er goed aan om zich juridisch te laten voorlichten.