Corona en de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Onregelmatige opzegging komt de werkgever duur te staan.

Het coronavirus sloeg vorig jaar in geen tijd toe. Terwijl heel Nederland eind februari en begin maart nog in zalige onwetendheid op wintersport ging of carnaval vierde, kondigde premier Rutte op 15 maart 2020 de intelligente lockdown af. Deze lockdown had met name voor de horecasector grote gevolgen want alle horecabedrijven moesten gedwongen hun deuren sluiten. Dit leidde bij menig horecaondernemer tot chaos en paniek, zo ook de horecaondernemer van wie de gedragingen centraal stonden in een uitspraak van de kantonrechter in Haarlem.

Wat was er aan de hand? De horecaondernemer had vlak voor de gedwongen sluiting van zijn onderneming op 15 maart 2020 nog met ingang van 9 maart 2020 een werknemer in dienst genomen op basis van een contract voor bepaalde tijd tot 1 november 2020. Deze arbeidsovereenkomst bevatte geen proeftijdbeding en geen tussentijds opzegbeding. In verband met de gedwongen sluiting van zijn onderneming had de horecaondernemer vervolgens op 19 maart 2020 de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 april 2020. Werknemer was het daarmee niet eens en vorderde bij de kantonrechter schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, toekenning van de transitievergoeding en toekenning van een billijke vergoeding.

De horecaondernemer verweerde zich met de stelling dat er geen sprake was van een onregelmatige opzegging, omdat hij de opzegging op 1 mei 2020 had ingetrokken. Dit verweer werd echter door de kantonrechter aan de kant geschoven omdat het vaste rechtspraak is dat een opzegging niet eenzijdig, dat wil zeggen zonder instemming van de wederpartij (lees: de werknemer), kan worden ingetrokken. Dus is deze opzegging in stand gebleven en aangezien het hier een onregelmatige opzegging betreft (de overeenkomst kende immers geen proeftijd- en of tussentijds opzegbeding én de werknemer had niet met de opzegging ingestemd), moet de horecaondernemer aan de werknemer een vergoeding betalen die gelijk is aan het salaris (vermeerderd met vakantietoeslag) over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben als deze van rechtswege zou zijn geëindigd: dat is dus het salaris van 1 april 2020 tot 1 november 2020 (7 maanden).

Weliswaar heeft de kantonrechter de bevoegdheid om deze vergoeding te matigen als hem dit met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, maar dat doet de kantonrechter hier niet. Hij is namelijk van oordeel dat de horecaondernemer er zelf voor heeft gekozen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd af te sluiten zonder tussentijds opzegbeding en zonder proeftijd, kennelijk/mogelijk om werknemer tijdens het zomerseizoen aan zich te binden. Dat de horecaondernemer door de gevolgen van corona nu wél tussentijds de arbeidsovereenkomst wil beëindigen, is een omstandigheid die voor rekening en risico van werkgever komt en niet op werknemer kan worden afgewenteld. Ook het verzoek van werknemer tot toekenning van een transitievergoeding wordt door de kantonrechter toegewezen.

Als pleister op de wonde van werkgever kent de kantonrechter echter geen billijke vergoeding aan werknemer toe. De kantonrechter heeft oor voor het verweer van werkgever dat hij in de chaos en paniek door de gevolgen van corona in de veronderstelling was dat wel een proeftijdbeding was afgesproken. Daar kan de kantonrechter zich een voorstelling bij maken, nu de horecaondernemer financieel zeer zwaar is getroffen door de gevolgen van het coronavirus.

Heeft u vragen over de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, neem dan contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten.