Herstructurering van een onderneming in de toekomst eenvoudiger

Het goede nieuws is dat vandaag de dag het aantal faillissementen door verbeterde conjuncturele ontwikkelingen daalt. Minder goed nieuws is dat desondanks in Nederland jaarlijks tienduizenden ondernemingen in financieel zwaar weer verkeren. Aangezien niet is bepaald wat wordt verstaan onder ‘zwaar weer’, zijn exacte cijfers niet bekend. Duidelijk is wel dat er niet onder kan worden verstaan dat de onderneming is ‘opgehouden met betalen’ omdat dat het wettelijk criterium is waarin een onderneming in staat van faillissement kan worden verklaard. Oftewel, de onderneming is nog niet insolvent maar staat mogelijk wel reeds op de rand van het faillissement.

Turnaround

In die situaties is een zogenaamde ‘turnaround’ vaak wenselijk. Hiermee wordt - in de vakliteratuur - gedoeld op het ‘dynamische proces’ van sanering van een onderneming die in een levensbedreigende crisis verkeert, dan wel, wanneer geen ingrijpende maatregelen worden genomen, op enige termijn in zo’n situatie terecht kan komen. In gewoon Nederlands: “Hoe kom ik uit deze financiële rompslomp en kan ik mij weer volledig gaan richten op het ondernemen?!”

Akkoordvormen naar huidig recht

Naar huidig Nederlands recht bestaan er momenteel twee insolventieprocedures om een financiële herstructurering tot stand te brengen binnen de bestaande rechtspersoon. Dat kan door middel van een akkoord in surseance van betaling en ingeval van het faillissementsakkoord. Deze vormen van herstructurering kunnen echter alleen dan toegepast worden als een bepaalde minderheid van de concurrente crediteuren zich tegen de financiële herstructurering verzet. Deze vormen van akkoorden komen – vanwege praktisch moeilijk invulbare criteria – in de praktijk dan ook weinig voor.

Toekomstige akkoordvormen via WCO II

Naast de hiervoor genoemde gerechtelijke akkoordvormen, bestaat ook het fenomeen van het buitengerechtelijke akkoord. Mogelijk heeft u daarmee (bewust of onbewust) weleens te maken gehad doordat één van uw schuldenaren u aanschreef met de mededeling dat haar onderneming in financieel zwaar weer verkeerde. Een faillissement zou aanstaande zijn en u werd gevraagd om genoegen te nemen met slechts een gering percentage van uw vordering. Het resterende gedeelte van uw vordering moest u kwijtschelden. U twijfelde wat voor u de beste keuze was. Vooropgesteld moet worden dat naar huidig recht een schuldeiser in beginsel niet verplicht is om mee te werken aan het buitengerechtelijk akkoord. In het hiervoor geschetste voorbeeld zou u als schuldeiser de totstandkoming van het aangeboden akkoord dus veelal kunnen frustreren. De Hoge Raad heeft in 2005 al geoordeeld dat slechts onder zeer bijzondere omstandigheden een weigerachtige schuldeiser toch kan worden gedwongen om het akkoord te aanvaarden. Hiervan is sprake als de schuldeiser in redelijkheid de aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren en daardoor misbruik van zijn bevoegdheid maakt. Van dat laatste is in de praktijk niet snel sprake.

Het gevolg is dan ook dat veel buitengerechtelijke akkoorden mislukken met vaak als uitvloeisel het faillissement van de onderneming. Dit bracht de regering ertoe om een regeling te ontwerpen waarmee het bereiken van een buitengerechtelijk akkoord wettelijk wordt gefaciliteerd. Deze regeling is in consultatie gebracht onder de naam Wet Continuïteit Ondernemingen II (WCO II) en dient ertoe de Faillissementswet uit te breiden met een regeling voor de totstandkoming van een dwangakkoord buiten faillissement. Het wetsvoorstel maakt een dwangakkoord buiten faillissement mogelijk omdat het beoogt te voorkomen dat een schuldeiser zijn medewerking op onredelijke gronden weigert en volledige betaling van zijn vordering kan afdwingen. Een akkoord dat niet wordt gesteund door de meerderheid van de schuldeisers kan na invoering van dit voorstel alsnog algemeen verbindend worden verklaard, als de schuldeiser niet in redelijkheid tot dat stemgedrag heeft kunnen komen. Vooralsnog is de WCO II niet ingevoerd, want het wetsvoorstel zal eerst nog voor advies naar de Raad van State gaan en zal daarna ook nog door de Eerste Kamer moeten.

Goed nieuws

Het palet van instrumenten om een ‘turnaround’ van een in financieel zwaar weer verkerende onderneming te realiseren, wordt dus uitgebreid. Dat is wat ons betreft goed nieuws aan het begin van het nieuwe jaar.