Corona: eerlijk zullen we alles delen?

Onvoorziene omstandigheden in de tweede coronagolf.

Op 27 februari werd de eerste corona besmetting in Nederland gemeld. Ruim twee weken later, op 15 maart, werd de eerste lockdown afgekondigd. 
Deze ''intelligente'' lockdown dwong tal van ondernemers om net zo ''intelligent'' om te gaan met de gevolgen van de maatregelen. Geen gezellige zaterdagavond dus met wel 150 couverts, maar nu 25 bestellingen via Thuisbezorgd, een omzet van likmevestje en een benauwende lijst van maandelijkse lasten. 

Het duurde niet lang voordat de coronacrisis en de gevolgen daarvan voor ondernemers aandacht kreeg in de rechtswetenschappelijke literatuur. Het kon toch niet zo zijn dat ons recht geen uitkomst bood aan deze onfortuinlijke situatie. Ondernemers hadden deze crisis en de vergaande gevolgen daarvan immers niet kunnen voorzien. Het was niet de schuld van de ondernemer, maar tegelijkertijd ook niet van de verhuurder van het restaurant of van de evenementenlocatie, dus hoe gaan we dat dan oplossen?

Heil zochten juristen in de leerstukken van overmacht en onvoorziene omstandigheden. Het eerste leerstuk bleek toch niet zo geschikt. De ondernemer kon de prestatie – bijvoorbeeld het betalen van de huur – immers theoretisch wel nog verrichten. Het werd financieel alleen een stuk moeilijker. 
Oftewel, de uitgangspunten waaronder de overeenkomst is aangegaan zijn gewijzigd. Toen geen corona, nu wel. Toen was huur betalen geen probleem, nu wel. Het leerstuk van onvoorziene omstandigheden biedt soelaas indien het contractuele evenwicht van partijen – door onvoorziene factoren – (ernstig) is verstoord. 

Een beroep op onvoorziene omstandigheden lag dus voor de hand, maar anno de eerste coronagolf was nogal onduidelijk hoe dit leerstuk met open normen in de praktijk invulling zou krijgen. Moest een lopende overeenkomst worden heronderhandeld of gewijzigd, of misschien zelfs worden ontbonden? Duidelijke rechtspraak op dit gebied moest nog verschijnen. 

De tweede golf bracht uiteraard meer ellende met zich mee, maar ook duidelijkheid over de vraag op welke manier het recht en specifiek een beroep op onvoorziene omstandigheden soelaas kon bieden aan een ondernemer in financiële nood. 

De rechter in eerste aanleg liet in meerdere zaken zien dat hij goed op de hoogte was van de redelijk breed gedeelde opvatting binnen de rest van de juristerij die verkondigde dat  ''de pijn moest worden gedeeld''.

Kort gezegd overwoog de rechter meermaals dat beide contractspartijen de coronacrisis niet konden voorspellen en dat de totale schade voor beide partijen eerlijk zou moeten worden verdeeld.

Wat ''eerlijk'' is hangt in iedere casus uiteraard af van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval, maar er zijn aardig wat gevallen waar het oordeel van de rechter ertoe leidde dat de ondernemer gedurende corona nog maar 50% van zijn huur zou moeten betalen.
Kortom, een beroep op onvoorziene omstandigheden kan een paraplu vormen in een tijd van zwaar weer. Zo'n paraplu krijgt u echter niet zomaar, de juiste snaren zullen – eventueel in een gerechtelijke procedure – moeten worden gestreken.

Heeft uw onderneming te maken met de gevolgen van de coronacrisis en bent hoe benieuwd naar uw juridische mogelijkheden? Neem dan contact met ons op.