Non-concurrentiebeding bij bedrijfsovernames: de ingebrekestelling

Bij bedrijfsovernames is het gebruikelijk om een non-concurrentiebeding overeen te komen. In het non-concurrentiebeding wordt het werkingsgebied en de relaties die daaronder vallen opgenomen en wordt aan de schending van het beding een boete gekoppeld.


Eind 2009 werden alle aandelen in een vennootschap gekocht die zich bezig hield met incassowerkzaamheden. De koopsom zou in 83 maandelijkse termijnen aan de verkoper worden betaald. In het non-concurrentiebeding was bepaald dat de verkoper en haar aandeelhouder niet dezelfde activiteiten als de vennootschap mochten beginnen op straffe van een verval van alle betalingsverplichtingen (de restantkoopsom) van de koper. Partijen hebben in de koopovereenkomst afgesproken dat de verkoper in dat geval eerst de koper schriftelijk moest sommeren om de concurrerende handelingen te staken. In een brief van 22 juni 2010 laat de koper aan de verkoper weten, dat de plannen van haar aandeelhouder om incassoactiviteiten te starten in strijd zouden zijn met het non-concurrentiebeding. De aandeelhouder is toch met de activiteiten begonnen. Dat was voor de koper aanleiding om op 11 maart 2011 aan de verkoper mede te delen dat de betaling van de resterende maandtermijnen onmiddellijk kwamen te vervallen.

Bij de rechter kwam de vraag aan de orde of de brief van 11 maart 2011 voldoende was om de contractueel afgesproken ingebrekestelling buiten toepassing te laten. Er zijn namelijk situaties waarin een ingebrekestelling achterwege kan blijven. De koper was van mening dat van een dergelijke situatie sprake was: uit een mededeling van de verkoper kon worden afgeleid dat de concurrerende activiteiten niet zouden worden gestaakt. Het achterwege blijven van de ingebrekestelling is dan gelijk te stellen met de situatie waarin wél zou zijn gesommeerd.

De koper wordt uiteindelijk door de Hoge Raad in het ongelijk gesteld. Partijen zijn uitdrukkelijk het vereiste van een ingebrekestelling overeengekomen. Dat betekent dat aan de verkoper een redelijke termijn moet worden gesteld om de schending van het non-concurrentiebeding te staken om een verval van de betalingsverplichtingen van de koper te voorkomen. De koper moest de resterende maandtermijnen alsnog aan de verkoper betalen. Het belang van een schriftelijke ingebrekestelling wordt hiermee nog eens onderstreept.