Het pootje lichten van de verzekeraar

Indien een verzekerde bij het aangaan van een verzekering met opzet zaken verzwijgt, dan kan dat uiteraard gevolgen hebben voor de dekking bij schade.

De Hoge Raad heeft zich onlangs in een aantal uitspraken gebogen over dit vraagstuk. Het betrof telkens een verzekeraar, die dekking weigerde omdat hij – naar eigen zegge – zou zijn misleid dan wel dat belangrijke inlichtingen zouden zijn verzwegen door de verzekeringnemer.

De Hoge Raad heeft aangegeven dat, indien bij het aangaan van een verzekering door de verzekeraar gebruik is gemaakt van een vragenlijst, de verzekeraar zich er niet op kan beroepen dat feiten - waarnaar niet was gevraagd - niet zijn medegedeeld. Deze regel geldt niet wanneer de verzekerde met opzet de verzekeraar heeft willen misleiden.

Onder “misleiden” wordt mede verstaan het opzettelijk bewegen van de verzekeraar om de verzekeringsovereenkomst aan te gaan, die hij bij kennis van de verzwegen feiten niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Het is aan de verzekeraar - die zich op deze uitzondering beroept - om feiten en omstandigheden aan te voeren, waaruit die opzet kan worden afgeleid.

Wanneer de verzekeringnemer gebruik heeft gemaakt van een assurantietussenpersoon, dan dient die tussenpersoon ervoor zorg te dragen dat de verzekeraar volledig is ingelicht en dus geen beroep kan doen op verzwijging.

De zorg - die van een assurantietussenpersoon mag worden verwacht - brengt mee dat hij aan de verzekeraar voldoende inlichtingen geeft om deze ervan te weerhouden naderhand een beroep te doen op verzwijging. Dit betekent dat wanneer de tussenpersoon niet over voldoende gegevens beschikt of niet ervan mag uitgaan dat de gegevens waarover hij beschikt volledig en juist zijn, hij daarnaar bij de aspirant-verzekeringnemer dient te informeren, voor zover die feiten van belang zijn voor de beantwoording van vragen die de verzekeraar heeft gesteld.

Dat betekent ook dat de tussenpersoon, wanneer hij bekend is met relevante feiten of omstandigheden, de verzekeringnemer hierover nader dient te bevragen, zelfs al heeft de verzekeraar geen specifiek daarop gerichte vraag heeft gesteld.