Afkoop levensverzekering tijdens faillissement

Mag een curator een door de gefailleerde gesloten levensverzekering uitwinnen?

Inleiding

De curator heeft tot taak om in het belang van de gezamenlijke schuldeisers van de failliet alle activa te gelde te maken. Maar hoe zit dat eigenlijk met een toekomstige uitkering uit een levensverzekering? Kan hij die uitkering ook in de boedel trekken?

Levensverzekeringen komen in vele varianten voor. Uitkering kan plaatsvinden bij overlijden (bijv. het nabestaandenpensioen), maar ook bij leven in de vorm van periodieke uitkering (bijv. een lijfrenteverzekering). Een ander onderscheid is nog dat de verzekeringsovereenkomst kan inhouden dat de verzekeringnemer het recht heeft om de verzekering af te kopen, waarna de afkoopwaarde aan hem toekomt. Oftewel, die afkoopwaarde vormt een toekomstig vermogensbestanddeel van de verzekeringnemer.

De vraag is of crediteuren van de verzekerde verhaal moeten kunnen nemen op een levensverzekering. Of moet het belang van hen die ten behoeve van henzelf of hun nabestaande verzorgingsvoorzieningen hebben getroffen sterker wegen voor het geval het inkomen uit arbeid wegvalt? En wat gebeurt er als de verzekerde failliet wordt verklaard?

Grenzen aan het recht van afkoop

Stel dat een verzekerde die een levensverzekering heeft afgesloten failliet wordt verklaard. Aan die verzekerde zijn rechten toegekend die door de curator kunnen worden uitgeoefend, zoals afkoop van de verzekering. Na het uitspreken van het faillissement van de verzekerde, wil de curator de in de verzekering besloten waarde te gelde maken. In dit geval geldt er geen afkoopverbod. Daarmee kan de curator de verzekering dus in principe uitwinnen ten gunste van de schuldeisers van de failliet. De afkoopwaarde valt dus in de boedel.

De curator mag niet zomaar tot afkoop van de verzekering overgaan; in de faillissementswet is daarvoor nog een (extra) waarborg voor de verzekerde opgenomen. Er is bepaald dat de curator het recht van afkoop (enkel) mag uitoefenen tenzij de verzekeringsnemer of begunstigde door afkoop onredelijk wordt benadeeld. De curator heeft verder toestemming van de Rechter-Commissaris nodig om tot afkoop van de verzekering over te gaan. Die Rechter-Commissaris toetst of de verzekeringnemer of de begunstigde door afkoop onredelijk wordt benadeeld. Van onredelijke benadeling is sprake wanneer de afkoop een levensverzekering betreft die een verzorgingskarakter heeft. Dat laatste kan afhankelijk zijn van allerlei omstandigheden, zoals: is de verzekering de enige oudedags- of nabestaandenvoorziening of zijn er daarnaast nog andere aanspraken, bijvoorbeeld ingevolge de Pensioenwet, de AOW, bedrijfs- of beroepspensioenregelingen, lijfrenten etc.

Conclusies

Uiteindelijk komt het er dus op aan om vast te stellen of de verzekering, rekening houdend met alle relevante omstandigheden, noodzakelijk is voor de financiƫle verzorging van de oude dag van de gefailleerde of van diens nabestaanden. Dit leidt vaker tot discussies. De gefailleerde/begunstigde kan van mening verschillen met de curator, die een recht van afkoop wil uitoefenen. Als de gefailleerde/begunstigde goede gronden heeft om aan te tonen dat het recht op afkoop niet bestaat dan wel dat dit tot onredelijke benadeling leidt, kan die gefailleerde/begunstigde hiertegen ageren. Hij kan bijvoorbeeld een kort geding starten en vorderen dat aan de verzekeraar een verbod wordt opgelegd om aan de curator uit te keren dan wel dat aan de curator een verbod wordt opgelegd om het recht van afkoop uit te oefenen.

Aangezien dit een weerbarstige materie is met vaak verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen, adviseren wij u om in geval van twijfel hierover altijd een deskundige te raadplegen die u kan adviseren.