Accountant en curator niet aansprakelijk voor starten procedure bestuurdersaansprakelijkheid?

Een curator vraagt een accountant om onderzoek te doen in de administratie van een failliet bedrijf. De curator gebruikt die rapportage vervolgens naast zijn eigen bevindingen om de bestuurder aansprakelijk te stellen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. De vorderingen van de curator worden zowel door de rechtbank als het hof afgewezen. De aangesproken bestuurder start vervolgens een procedure uit onrechtmatige daad tegen de accountant en tegen de curator stellend dat de curator een dergelijke procedure nooit had mogen voeren omdat het rapport van de accountant niet zou deugen, er geen dekking was voor de proceskosten in geval van verlies van de zaak en de curator onvoldoende gronden had om de bestuurder aansprakelijk te achten. De accountant wordt verweten een ondeugdelijk rapport te hebben opgesteld omdat geen hoor en wederhoor zou hebben plaatsgevonden.

Met betrekking tot de vordering jegens de accountant oordeelt de rechter dat dit inderdaad niet correct is (geen hoor en wederhoor) maar dat het rapport verder deugdelijk is en de accountant niet in opdracht van de bestuurder heeft gehandeld maar in opdracht van de curator. De rechter ziet onvoldoende grond om de accountant uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk te achten.

Ten aanzien van de curator overweegt de rechter dat deze naast het rapport van de accountant voldoende gronden had om de bestuurdersaansprakelijkheid procedure te starten alsmede dat het feit dat er geen voldoende gelden waren om in geval van verlies de proceskosten te voldoen het handelen van de curator ook niet onrechtmatig maakt. Die visie is overeenstemming met hetgeen de Hoge Raad eerder heeft overwogen met betrekking tot misbruik van procesrecht/onrechtmatig handelen. Daar is pas zo als het instellen van een vordering gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan is pas sprake als een eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende danwel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Art 6 EVRM waarborgt in principe een vrije toegang tot de rechter.

Dat betekent derhalve dat als u ooit van mening mocht zijn dat een wederpartij u volslagen onterecht gedagvaard heeft en uw eergevoel dus zwaar is aangetast u bovenstaande criteria even ter hand neemt alvorens u uw advocaat verzoekt allerlei actie te starten.